Afrika 2006
Eerste dag
Lieve Wietske,
dit is de eerste zin.
Ik had er heel lang over kunnen doen die eerste zin, maar dat is zinloos natuurlijk. Helemáál geen zin kan natuurlijk ook niet. Dus dit is 'm.
Dit is trouwens, ik geloof niet dat jullie al voorgesteld zijn, mijn handschrift. Laat ik er bij zeggen dat ik links, en nog aan 't worden ben. Ik heb één uur geslapen bovendien. Dat laatste is jammer, want slapen is erg fijn.
Bovendien schrijf ik dit nu, op een knie, terwijl we voor hetzelfde geld in een taxiënd vliegtuig hadden kunnen zitten. Eigenlijk was dat op dit tijdstip ook de bedoeling. Alleen betekent het feit dat jij op tijd op het vliegveld bent, helaas niet automatisch dat datzelfde voor het vliegtuig geldt. Jij is hier ik, wé zelfs.
Hoe dan ook hoop ik dat jullie het een beetje kunnen vinden met elkaar, jij en m'n handschrift. Mocht het eerst wat stroef lopen, bedenk dan dat je niet altijd op m'n knie zult liggen. Ook meer slaap doet handschriften goed. Je hoeft niet met m'n handschrift te kunnen lezen en schrijven. Dat laatste kost mij ook nog altijd moeite. Kunnen lezen volstaat.
Zo, de kop is eraf. Zo voelt het althans. Ik twijfel een beetje of ik nu verder zal gaan lezen over de teloorgang van een Siciliaanse dynastie of me weer over zal geven aan het doelloos dromen over niets in het bijzonder. Over anderhalf uur boarden. Ik vermoed het laatste...
...Tweeduizend mijl tot Mombassa. Dra komt de Nijl in zicht. Nog bijna 4 uur. Knie is nu klaptafel, wachtbankje vliegtuigstoel. Handschrift... hetzelfde. Kleur van onze visumaanvraag gelijk aan jouw kaft. Het kan verkeren. Inmiddels vliegen we aan de andere kant van de Nijl, boven Sudan.
Mocht iemand je ooit vragen hoe Sudan er van boven uit ziet (je weet maar nooit), dan kun je op mijn gezag daarop antwoorden: roodbruin. Verder hangen er nu een hoop wolken boven, misschien stoomwolkjes afkomstig van alle boze mensen die er rondlopen daar beneden.
In Egypte is het zand wat geler. Het bovenaanzicht van een woestijn is niet veel soeps, of dat juist alleen maar. Op naar de evenaar!
zie verder de mijmeringen
Lieve Wietske,
dit is de eerste zin.
Ik had er heel lang over kunnen doen die eerste zin, maar dat is zinloos natuurlijk. Helemáál geen zin kan natuurlijk ook niet. Dus dit is 'm.
Dit is trouwens, ik geloof niet dat jullie al voorgesteld zijn, mijn handschrift. Laat ik er bij zeggen dat ik links, en nog aan 't worden ben. Ik heb één uur geslapen bovendien. Dat laatste is jammer, want slapen is erg fijn.
Bovendien schrijf ik dit nu, op een knie, terwijl we voor hetzelfde geld in een taxiënd vliegtuig hadden kunnen zitten. Eigenlijk was dat op dit tijdstip ook de bedoeling. Alleen betekent het feit dat jij op tijd op het vliegveld bent, helaas niet automatisch dat datzelfde voor het vliegtuig geldt. Jij is hier ik, wé zelfs.
Hoe dan ook hoop ik dat jullie het een beetje kunnen vinden met elkaar, jij en m'n handschrift. Mocht het eerst wat stroef lopen, bedenk dan dat je niet altijd op m'n knie zult liggen. Ook meer slaap doet handschriften goed. Je hoeft niet met m'n handschrift te kunnen lezen en schrijven. Dat laatste kost mij ook nog altijd moeite. Kunnen lezen volstaat.
Zo, de kop is eraf. Zo voelt het althans. Ik twijfel een beetje of ik nu verder zal gaan lezen over de teloorgang van een Siciliaanse dynastie of me weer over zal geven aan het doelloos dromen over niets in het bijzonder. Over anderhalf uur boarden. Ik vermoed het laatste...
...Tweeduizend mijl tot Mombassa. Dra komt de Nijl in zicht. Nog bijna 4 uur. Knie is nu klaptafel, wachtbankje vliegtuigstoel. Handschrift... hetzelfde. Kleur van onze visumaanvraag gelijk aan jouw kaft. Het kan verkeren. Inmiddels vliegen we aan de andere kant van de Nijl, boven Sudan.
Mocht iemand je ooit vragen hoe Sudan er van boven uit ziet (je weet maar nooit), dan kun je op mijn gezag daarop antwoorden: roodbruin. Verder hangen er nu een hoop wolken boven, misschien stoomwolkjes afkomstig van alle boze mensen die er rondlopen daar beneden.
In Egypte is het zand wat geler. Het bovenaanzicht van een woestijn is niet veel soeps, of dat juist alleen maar. Op naar de evenaar!
zie verder de mijmeringen
21 Mijmeringen:
Dag 2
Lieve Wietske,
nieuwe dag, nieuwe pen. De oude is kwijt. Het is avond, de kippen zijn op stok. Eén van de kippen heeft haar stok gevonden op de stang van een fiets. Als ik mijn schrijfhand naar links strek, kan ik 'm op haar rug leggen. De fiets staat naast de tafel waar ik aan zit...
Even naar de evenaar terug. Gisteren vlogen we erover. Zoals afgesproken werden we, zoals niet afgesproken drie uur te laat, door Rose afgehaald van het vliegveld. We verblijven hier bíj Rose, bestierster van een bureautje dat safari's regelt, waaronder de onzen.
"Hier" is trouwens Mombassa, de tweede stad van Kenia, grotendeels gelegen op een schiereiland in/aan de Indische Oceaan. Het huishouden van Rose bestaat uit een flinke familie, kinderen, hun kinderen, nichten en hun kinderen. M'n moeder en ik slapen in een stapelbed, zij nu al onder, ik straks boven. De kip naast me had net even jeuk, maar is inmiddels ook weer in slaap gevallen. In het bed naast ons stapelbed liggen een stuk of zes kinderen.
Toen we gisteravond aankwamen hier, om een uur of elf, werd ons naar vast locaal gebruik, eten aangeboden. Inmiddels, 24 uur later, zitten we naar schatting acht maaltijden verder...
Rose is overigens een oude bekende van m'n moeder, ik kende d'r nog een beetje van toen ik hier met moeer en zusje was, dertien jaar geleden. Rose woonde toen nog in Nairobi. Een andere Keniaanse kennis van m'n moeder woont in Amsterdam. We zijn vandaag bij alledrie de zussen die hij in Mombassa heeft wonen langsgeweest. Vandaar het vele eten. Toen we zojuist door de twee kinderen van de laatste zus werden "thuis" gebracht, moest uiteraard ook dat weer met een maaltijd gevierd worden. Het aantal "familieleden" dat ik op aarde heb is na vandaag zo ongeveer verdubbeld. Gastvrijheid is hier, hoewel of misschien juist omdat mensen het niet heel breed hebben, toch echt van een andere orde dan in Nederland of de ons omringende landen.
Even over geloof: Daar is hier een verrekte hoop van. Wat wel geestig is voor twee verstokte atheïsten. Rose c.s. zijn hevig in de Heer. De drie genoemde zusters zijn moslim. Net zoals na een kwartier over straat lopen je niet meer opvalt dat je binnen een straal van 1 km de enige blanke bent (hoewel dat al die andere mensen wel degelijk opvalt), kijk je ook op, om en over de hoofddoeken heen. Bij de eerste zuster thuis zaten we met de drie gezusters samen gezellig te kleppen. Na een tijdje gingen we op weg naar het huis van de tweede zuster. Zodra we op straat waren, deed de derde zuster haar chador om. Van haar gezicht waren door een smalle spleet die lachende ogen te zien, verder niets. Ook haar dochter van pak 'm beet vijftien, droeg toen ze ons thuisbracht een van die dingen die in Nederland waarschijnlijk verboden gaan worden.
Overigens zat genoemde dochter thuis met alleen een simpele hoofddoek om driftig te sms'en en zat ze net met haar broer en Rose tijdens het eten de president en regering hier de grond in te boren. Alledrie de genoemde zusters waren thuis overduidelijk de baas. Echtgenoten hebben we alleen gezien terwijl de was of afwas deden...
Dit soort dingen zet je aan het denken, over verschillen en overeenkomsten vooral. Het valt wel mee met die verschillen.
Morgen vertrekken we in alle vroegte voor onze eerste safari! Ben ik vandaag tot vier soorten vogels gekomen, waarvan de mus ónze mus is, en de duif ónze duif - ook daar meer overeenkomsten dan verschillen -, morgen gaan we weer serieus verder verzamelen, met onderweg gewoon langs de weg trouwens als gerede kans op zebra's en gazelle's. De kip op de fiets (zo te zien géén Gazelle) naast me, beweegt het hoofd alsof ze droomt.
Kunnen kippen dromen?
Dag drie
Zit heerlijk voor onze tent bij het licht van een olielamp. Krekels en boomkikkers doen hun ding. Een van de boomkikkers net uit de douche bevrijd, waar hij niet meer zelfstandig uitkwam.
Een tent met een douche ja. Ironisch genoeg is dit sinds onze aankomst in het land de eerste plek waar zich een daadwerkelijke douche bevindt. Daar ga ik straks eens flink misbruik van maken. Schrijven bij het licht van een olielamp is trouwens meer romantisch dan praktisch.
"Hier", trouwens, is vanavond in Tsavo-East. Ons eerste wildpark van de vakantie, waar we onze eerste olifanten, leeuwen, giraffen, zebra's, enz. van de vakantie zagen. Bij het kampement waar we verblijven is onder een boom met een schijnwerper erin bevestigd een drinkbak aangelegd. Vanuit onze luie stoel zagen we net onder die schijnwerper eerst een buffel, toen een olifant komen drinken. Als mijn foto's van die olifant gelukt zijn, zijn ze zonder meer geweldig. M'n filmpje (met foon geschoten) van de olifant die het busje dat vanmiddag vlak voor ons eigen busje stond, aanviel, is in elk geval hoogst vermakelijk. Het vogels verzamelen gaat hier (en ging de vier uur rijden hierheen) weliswaar voorspoedig, maar heeft nog niet geheel de gehoopte hoge vlucht genomen. Morgen beter, dan moeten ook mijn allereerste blikken op zowel cheetah als luipaard maar eens gaan plaatsvinden. Tijd om af te ronden, het licht is schaars en de douche roept.
Vijfde dag
Nu zelfs een (stenen) appartement. Het comfort kan niet op! Was het douchen gisteravond heerlijk, vanochtend bleek met name tot mijn moeders ontsteltenis er in het geheel geen water te zijn, warm noch koud. In verband met ons strakke schema - we moesten onze medereizigers uit een ander kamp ophalen - schoot het douchen er grotendeels bij in en het ontbijt idem dito.
Onze medereizigers zijn twee redelijk zwijgzame Duitse koppeltjes van ongeveer mijn leeftijd (waarover later meer). Wacht! Ik zie tot mijn schande dat ik het "Lieve Wietske" vergeten ben. Lieve Wietske! Zo, daar staat-ie. Hoewel ik het liefst met pen schrijf, hebben tekstverwerkers natuurlijk als voordeel dat je dergelijke omissies tijdig kunt verdoezelen.
Ik zie nu overigens dat deze pen (het is echt een ander) ook zwart schrijft. Ook dat soort dingen komen bij pc-gebruik niet voor. Maar goed, ook mét zwijgzame Duitsers hebben we in Amboseli (ons wildpark "du jour") vandaag wel mooi zowel mijn eerste als mijn tweede cheetah gezien. Het kamp waar we nu verblijven is dermate rijk aan vogels dat het bijhouden van wat ik gezien heb af en toe bijna ondoenlijk is. Ik zie dat de harde klap die ik net hoorde veroorzaakt werd door de 3 cm lange krekel die naast me op de muur is neergestreken.
Vervolgens streek hij neer in m'n haar, al minder prettig. Zo, ff een foto maken, daarna weer eens naar de maaltijd. Wist je dat het hier rond de evenaar nauwelijks schemert trouwens? Het is in tien minuten aardedonker, zo ook nu. We eten om half acht!
Zesde dag
Lieve Wietske (in één keer goed!), schiep God niet op de zesde dag de mens? Hoe het ook zij, aangenomen dat in tegenstelling tot de mij bekende lezing mijn schepping niet aan mijn ouders maar aan genoemde God te wijten is, beging hij die blunder vandaag op de kop af achtentwintig jaar geleden.
Maar goed, terug van mijn eerste dag toen naar onze zesde dag nu. Ik werd vannacht na het eten (waarbij we natafelend uitvonden dat één van de Duitse koppeltjes eigenlijk stiekem uit twee hardstikke leuke mensen bestond) onaangenaam verrast door het geluid van hoe m'n moeder nog veel onaangenamer verrast werd door wat genoemd eten haar maag deed doen.
Aldus gefeliciteerd kwam ik 's ochtends, op weg om m'n moeder een kopje thee te bezorgen, het nog steeds vrij zwijgzame koppel tegen, waarvan de jonger aan eenzelfde kwaal als m'm moeder bleek te lijden. Vervolgens bleek het laatste stel te laat gewekt (en bleken ze niet aan zelfwekken te doen), waardoor 10 minuten na het afgesproken tijdstip het gezelschap bij het ons steeds vervoerende busje bestond uit twee halve lijken, twee net uit een coma ontwaakten, een saai Duits meisje en ik.
Aldus vertrokken op de zesde dag zes zielen onder de bezielende leiding van "driver" Papa - dat schijnt z'n echte naam te zijn - voor een lange en grotendeels hobbelige tocht van Amboseli terug naar Mombasa. Een van de Duitsers had een nijlpaard besteld en werd op haar wenken bediend. Ik wenste mijzelf wat leeuwen, conform m'n sterrenbeeld maar blijkbaar waren de twintig leewen van de twee dagen ervoor een vooruitgeschoven verjaardagskado.
Wel attent was het geweldige uitzicht tijdens de eerste 50 km op de Kilimanjaro, als de wolken even gunstig stonden zagen we zelfs de besneeuwde top, op bijna 6000 meter hoogte. Ik weet niet of jij weleens een verjaardagskado van zes kilometer hoog hebt gehad, maar da's beslist de moeite.
De rest van de reis was dat niet maar moest toch plaatsvinden, omdat "hier" nou eenmaal in Mombasa is, niet elders. Met al die zessen vandaag is het niet vreemd dat ik door de zoon des huizes (Rose is een paar dagen weg) tijdens ons gezamenlijk eten (mams had nog steeds niet veel honger en de vrouwen en kinderen des huizes eten ná de kerels, althans in dit geval) duchtig toegesproken over het gebrek aan God in mijn leven. Toegegeven, op de vraag waar ik zou zijn op de Dag des Oordeels had ik even geen antwoord paraat.
Ik vraag me overigens af wat God van het verhaal zou vinden dat hij daarna opdiste, toen ik 'm wees op een zwarte kat die de tuin aan het verkennen was, namelijk dat de meeste zwarte katten hier in Mombasa door de plaatselijke moslims een djinn zijn ingeblazen, erin resulterend dat wanneer je de kat in kwestie schopt (ik vertel het verhaal maar gewoon zoals ik het gehoord heb), hij/zij je vraagt waaròm je hem/haar schopt. Opzich een logische vraag, alleen niet voor een kat.
Na een dag met zoveel zessen (achtentwintig, acht min twee is...), Goden en behekste katten, ga ik vast een voorproefje van het vagevuur uit m'n aansteker toveren, teneinde wat van Gods eigenste tabak als rooksignalen richting de hemel, m.a.w. retour te zenden.
Morgen heeft God rust, maar die van mijn universum (degene die dan niet meer jarig is dus), legt morgen een groot deel van de reis van vandaag af in omgekeerde volgorde. Over het hoe en waarom daarvan... Morgen.
Zevende dag
Lieve Wietske,
als ik mij goed herinner nam God op de zevende dag rust. Hoewel ook bij ons vandaag zondag is, weet ik vrij zeker dat God die dag niet per bus van Mombasa naar Arusha, de grootste stad in het noorden van Tanzania, ging. Ik zou het hem, mocht hij soortgelijke plannen hebben voor een der volgende zondagenm ook beslist willen afraden.
Zijn Gods wegen met regelmaat ondoorgrondelijk, die in Kenia bestaan vaak grotendeels uit grond, van het met kuilen doorzeefde soort. De eerste pak 'm beet 150 km vanaf Mombasa zijn mensonterend, asfalt maar vooral gaten. Op veel plekken is en de zandstrook langs de snelweg boven de "weg" zelf te prefereren, ook al omdat je zo de werkelijk voortkruipende vrachtwagens kunt omzeilen.
Een van die vrachtwagens (die benzine vervoerde overigens) passeerden we vanochtend op zijn zij gelegen. Het aardige hier is dat zowel vrachtwagens als bussen vermoedelijk voor het laatst ergens eind jaren zestig in Europa of de V.S. door de APK-keuring gekomen zijn, terwijl hier blijkt dat ze het nog best vaak zo ongeveer doen.
Zo ook onze bus vandaag. Na 150 km kom je, ongelovelijk maar waar, op een bijna Autobahn-achtige tweebaansweg van hemels asfalt, die naar verluid door Chinezen is aangelegd (om hen moverende redenen) en even plotseling als hij 150 km van Mombasa begint weer overgaat in gatenkaas.
Helaas voor ons verlieten we voortijdig de weg-met-hoofdletter-W omdat ons (letterlijk en figuurlijk) pad richting Tanzania voerde. Tot een dorpje op 1 km van de grens reden we zo precies dezelfde weg als we gisteren (vanzelfsprekend de andere kant op) deden.
De grens over ging wonderbaarlijk voorspoedig, het enige wonderlijke hier was de kilometer niemandsland tussen het verlaten van Kenia en het binnengaan van Tanzania. Aan de landbouw te zien woonden in Niemandsland wel degelijk mensen, wat mij me af deed vragen welk land je moest opschrijven als je ze een brief zou willen sturen, e of ze géén belasting zouden betalen of juist dubbele.
Hoe het ook zij, zoals gezegd was ook onze bus niet van zeer recente datum, de deur werd bijvoorbeeld afgesloten met een ijzeren pin door twee ijzeren ringetjes, opzich niet zo'n ramp als je niet harder dan tachtig gaat. Wat lastiger was dat we nog in Kenia een noodstop maakten (voor de plaslustige meerderheid van de inzittenden klaarblijkelijk een zegen) om de bouten in één van de wielen wat vaster te draaien. Een procedé dat zich gaandeweg met steeds kortere tussenpozen ging herhalen. In een stadje op nauwelijks 60 km van onze eindbestemming bleek dat de bus in zijn achteruit het geluid van een grasmaaier maakte, helaas voor ons dat van een roestige handmaaier.
Onmiddelijk werden wij in een aanmerkelijk decentere autobus geladen, inclusief bagage.
Vergeet ik nog je te vertellen dat letterlijk zodra je in Tanzania bent het prinsheerlijke asfalt weer begint. Dat Tanzania (toen nog "Tanganyika") tot in de Tweede Wereldoorlog een kolonie van Duitsland was heeft daar vast iets mee te maken. Misschien is God een Duitser.
Wij dus over een echte weg in een vrijwel echte bus richting Arusha. Minpuntje was dat het inmiddels aardig hard was gaan regenen. Minder klein minpunt was dat we vanaf het oorspronkelijke eindstation van onze oorspronkelijke bus door de organisatie verantwoordelijk voor onze safari's in Tanzania zouden worden opgehaald en naar ons hotel worden gebracht.
In plaats daarvan stonden we God-weet-waar in de stromende regen. Wat gerommel met taxi's bood gelukkig uitkomst. M'n moeders maagproblemen overigens (over gerommel gesproken) zijn weer enigzins onder controle, wat haar geenzins belette het thema van de dag gestand te doen door het "glazen plankje" boven de wastafel in onze kamer met een even goed gemikte als onbedoelde handbeweging doormidden te slaan.
Gelukkig hielp een pleister en bood het management netjes haar excuses aan voor de onhandigheid van het plankje.
Morgen gaat - oh, heerlijkheid! - de wekker om zeven uur (vanochtend bijvoorbeeld om half vijf hoewel de bedrijvigheid in huis ons lang voor die tijd al gewekt had) en worden we pas om negen uur opgehaald om hier in de buurt een wandeling door de wildernis te maken. De wildernis is overigens daadwerkelijk zo wild dat onze gids een geweer bij zich heeft.
Morgen minder "overigens" overigens. Tot die tijd zijn (hopelijk) ons en (zeker) God van harte gegund een welverdiende
rust.
...die nog even uitgesteld moet, omdat ik net tot de ontstellende conclusie kom dat "dag vier" schittert door afwezigheid. De hele thematiek aan diggelen!
Zo zie je maar, op vakantie gaan er wel eens dingen anders dan bedoeld. Soms mis ik m'n tekstverwerker wel, hoewel ik dit niet meer recht had kunnen breien vermoedelijkm zelfs niet dáármee.
Derhalve morgen alsnog "dag vier", dan is "dag acht" weer netjes de achtste dag en loopt alles weer op rolletjes.
Tot dan!
Vierde dag
Lieve Wietske,
welkom op deze ingelaste "vierde" dag! We kamperen! Vlak boven Arusha zit ik tussen het geluid van vele mij onbekende nachtdieren (en krekels) het geroezemoes (geroesemoes?!) van cooks en drivers en hun muziek aan het tafeltje waaraan we gegeten hebben op een klapstoeltje bij het licht van een olielamp te schrijven. Een thermoskan nog altijd heet water en een blikje poederkoffie zijn binnen handbereik. Het leven kan zo mooi zijn soms... Ook vandaag was dat het geval.
Na het verhaalde gedoe van gisteren werden we vanochtend na het ontbijt keurig slechts een half uur te laat opgehaald door onze driver die ons via de pin-automaat (Tanzanian Shillings hadden we nog niet) naar het kantoortje van Nature Beauties bracht.
Nadat we af te wikkelen business hadden afgewikkeld togen we met fris gemoed richting Arusha National Park - iets heel anders dan het Vondelpark. Na 5 km haalden we bij een garagetje een verse reserveband, waarop we prompt 10 km verder een lekke band kregen. Terwijl cook en driver met banden, een krik en een Landrover in de weer gingen ging mijn moeder in de berm 'n boek zitten lezen en ik met mijn verrekijker spelen. De zon scheen dus het leven was was o.k. en na twintig minuten reden we gevieren (mams en ik zijn de komende dagen op privé-safari) verder.
Hier op de camping aangekomen bleken we de beiden trotse eigenaar-voor-één-nacht van een eenspersoonstentje waardoor we na gisteren zelfs een (driepersoons)bed gedeeld te hebben voor het eerst deze vakantie alleen kunnen slapen - ook wel weer eens prettig.
Even koffie inschenken!
Na onze spullen gedropt te hebben en een knapzakje te hebben gepakt, ging het verder naar ons eerste doel van de dag: Wandelen! Twee uur lang liepen we temidden van buffels, giraffen en wrattenzwijnen (Pumba uit de Lion King) onder begeleiding van een als Robin Hood verklede ranger met geweer over de steppen, een berghelling op en af en langs een twintig meter hoge waterval. Enige minpuntje was dat Robin Hood in plaats van honderduit te vertellen en gretig onze vragen over de ons omringende beesten en hun geluiden te beantwoorden, er op een driftig kuchje na vrijwel het zwijgen toe deed.
Gelukkig werden we na afloop door driver Othman opgehaald voor een game drive (= beesten kijken vanuit de auto met open dak) langs een aantal plaatselijke zoutmeren. Othman bleek naast een onderhoudende gesprekspartner een uitstekende spotter van aldanniet (maar meestal wel) gevederde dieren, waardoor m'n vogelverzameling in een weer nauwelijks bij te houden tempo opnieuw flink is uitgebreid.
En zo bracht de zevende dag (die dag vier werd) toch nog de beloofde rust.
En dan is nu de koffie op, het laatste shaggie gedoofd en ga ik zo eens op de tast tandenpoetsen en me daarna heerlijk in m'n slaapzak opkrullen.
Morgen is dag acht dag acht! Het leven kan zo mooi zijn soms! De giraffen lieten zich trouwens vandaag bijna aaien...
Achtste dag
Lieve Wietske,
we zijn weer bij! Qua dagen bedoel ik dan. Dat doet deugd.
Vreemd is dat: vandaag was een heerlijke dag, maar de woorden zijn even op. Doch wees niet bevreesd, ik zal dapper doorschrijven, dan komen de woorden ook wel weer.
Slapen en met name in slaap vállen in de tent was gisteren niet zo idyllisch als ik jou en ook mezelf had voorgesteld. Ten eerste was er het fenomeen licht: de achterwand van mijn tent bestond uit licht. Boosdoener was een lamp die alles op de campsite goed zichtbaar maakte. Wat fijn is tot en met het je in je slaapzak nestelen. Daarna wil je het donker, daar is het voor bedoeld tenslotte.
Ten tweede was er het fenomeen snurken. Voor de duidelijkheid: ik was het niet. Ik schijn ueberhaupt niet te snurken en als ik het al geweest was had ik geslapen, wat ik graag had gedaan maar nu dus niet deed. Ik vermaakte mezelf (min of meer) door te bedenken wat mij zo tegenstaat in snurken. Ik kwam tot twee hoofdredenen: ten eerste klinkt het alsof de snurker bijna stikt, waar ik het altijd nogal benauwd van krijg, wat niet helemaal eerlijk is: de snurker zelf heeft het klaarblijkelijk niet benauwd genoeg om ofwel wakker te worden ofwel te overlijden of tenminste in coma te raken, ik heb zelf geen voorkeur.
Ten tweede is het nogal vreemd dat iemand niet kan slapen zonder daarmee (haast per definitie) anderen wakker te houden. Dit is trouwens niet de reden die ik gisteren bedacht maar die heeft zichzelf vakkundig kwijtgemaakt. Je zult het dus met deze moeten doen.
Enfin, uitgezeurd. Vandaag zo te zien een dag van dubbele punten, een punt extra voor het ingaan van de tweede week zullen we maar denken.
Vanochtend na het ontbijt en het afbreken van de tenten via wat boodschappen op weg naar het volgende wildpark. Nog even de dreigende uitbraak van algehele chaose in de kiem smoren: de boosdoener van het (inmiddels wél slaapverwekkende) snurkverhaal was de Indiër die een tent verder lag. Ik wens hem veel geluk en wijsheid toe, bij voorkeur te ondergaan op een eilandje in de Stille Zuidzee.
Terug naar de boodschappen. Een kok heeft op campsites als die van gisteren (en vandaag) geen vierpits gasfornuis, derhalve is er houtskool nodig. Probleem momenteel in Tanzania is dat in het licht van de uit de klauwen gelopen (illegale) houtkap, van regeringswege een verbod op verkoop van houtskool is uitgevaardigd.
Op de plek waar we kolen zouden krijgen kwamen dan ook vanaf een klein paadje twee knullen met een witte zak ongeveer van het formaat van een flinke dwerg plotseling aangerend, om na het bevestigen van de zak op het dak van de Landrover even schielijk weer te verwijnen, hetzelfde paadje af. Een beetje alsof je door het centrum van Amsterdam loopt en plotseling "psst, houtskool?" in je oor hoort fluisteren. Alhoewel een witte plastic zak ter grote van een flinke dwerg over je schouder in het centrum van Amsterdam misschien wat in het oog zou lopen.
En hoewel die zak dat op ons dak ook deed (in het oog lopen), keken de twee agenten die we de plek van aanschaf verlatend zagen staan heel fideel stuurs de andere kant op.
Hier op de campsite aangekomen de tenten weer opgezet, bagage erin gesodemieterd en het vrijwel belendende wildpark ingereden. Voor we naar binnen reden werd de auto nog even onder de insecticide gespoten. Reden: in dit gebied komen nogal wat Tse-tse-vliegen voor, die de slaapziekte overbrengen, die nogal naar schijnt te zijn.
Ik had 'm best een dag eerder willen oplopen, ofwel had ik eerder geslapen, ofwel had ik die Indiër kunnen aansteken en zo het zwijgen oplegen. Even iets anders aansteken.
Handig weetje vantevoren is misschien dat tijdens een gamedrive het dak van je auto grotendeels verwijderd is, zodat jij in de buurt van een spannend dier dat dier staand kunt observeren en/of fotograferen. Nadeel van die constructie is dat in gebieden met veel Tse-tse-vliegen die vliegen ook een stuk makkelijker in je auto kunnen komen. Dankzij een spoedcursus inclusief praktijkexamen weet ik inmiddels hoe de Tse-tse-vlieg er uit ziet. Dankzij eenzelfde spoedcursus met praktijkexamen heeft een aantal Tse-tse-vliegen ervaren hoe mijn vogelboek er uit ziet en hoe hard de kaft is. Helaas voor het kennisniveau van de Tse-tse-vlieg in het algemeen zijn [Het licht gaat uit! Morgen verder.] de vliegen met praktijkervaring nu dood.
Het licht ging dus uit, inmiddels is het dus dag negen maar schrijf ik dag acht hier nog even af voordat het echt een puinzooi wordt.
Terug naar de gamedrive: we zagen erg veel gave dieren waaronder nogal wat olifanten. Drie daarvan waren in een rivier aan het badderen. Ik schrijf nu trouwens op het grondzeil van m'n tent, het is nog licht, vandaar.
Omdat om een foto van de olifanten in bad te nemen de zon nogal beroerd stond, vroeg ik of we aan de andere kant van de rivier konden komen. Dat kon, maar was wel even rijden.
Aan de overkant aangekomen zagen we een vogel die hoog op mijn verlanglijstje stond: De Hamerkop. Stel je een geheel bruin gekleurde reiger voor met een aambeeldvormige kop... Vlakbij de plek van de olifanten zagen we een andere verlanglijstsoort: De zadelbekooievaar, stel je voor een ooievaar even lang als jij met een enorme snavel. Dichterbij bleek dat de ooievaar met z'n tweëen was. De twee ooievaars sprongen wat vreemd door het water en even later bleek waarom: Zw waren aan het jagen! De beoogde prooi was een twee meter lange, voor ze uit zwemmende python!
Dat de olifanten wegwaren daar maalde, zogezegd, niemand meer om. En dan straks vandaag!
Negende dag
Lieve Wietske,
het is weer donker dus de dag waar ik verslag van doen ga is afgelopen, wel zo handig. We zitten in een een kippenhok in herinnering roepende ruimte die als eetzaal dienst doet en gedaan heeft.
Zit ik meestal alleen te schrijven, nu zit m'n moeder tegenover me aan een Japanse puzzel en doen we af en toe een babbel tussendoor.
Na redelijk geslapen te hebben vanochtend om zes uur op, voor ons doen redelijk vroeg, om de reis te ondernemen naar onze huidige verblijfplaats, een grote kampeerwei op de rand van het mekka aller safarigangers: de Ngorongoro-krater. Vandaag alleen lange zinnen. Behalve de vorige en deze.
Na het maar weer opzetten van de tenten, we zitten hier vol in de wind op zo'n 2000 m hoogte, dus slapen in de buitenlucht zou niet je dát zijn, afgedaald in de krater. Op de kraterbodem (aldanniet-bestaand woord) leven enorme kudden zebra's, gnoes, gazelles e.d. Naast het nog altijd ontbrekende luipaard (waarop naar verluid meer kans elders) was de zwarte neushoorn, naar ik nu begrijp bevinden daar zich slechts zesentwintig van in de hele krater, zeker 100 m2, het voornaamste dagdoel.
Sorry voor de hopeloze tangconstructie, ik was even niet aan het opletten. Vanaf nu heb je weer mijn onverdeelde aandacht en ik hoop ik nog steeds de jouwe.
Na een paar uur te hebben rondgereden gingen we bovenop een klifje in een wat rustiger gedeelte van de krater in onze auto ons lunchpakket verorberen. Tot mijn grote vreugde zag mijn moeder iets bewegen wat, eenmaal door de gids op naam gebracht mijn kattengekke hartje een slag sneller deed kloppen: een "wilde kat"!
Toen de lunch gebruikt was zei de gids dat hij zou proberen (omdat we vrij hoog zaten) een neushoorn te spotten voor ons. Hij had z'n verrekijker nog niet aan de ogen gezet of hij zei al "I see a rhino"! Toen wij het bedoelde grijze vlekje op vele kilometers afstand gevonden hadden vonden wij ook wel dat dat waarschijnlijk een neushoorn was, dus sommeerden wij de gids vriendelijk doch dringend ons dichterbij te brengen.
Een aangenaam opwarmertje was een troep (schare? roedel?) leeuwen met welpjes onderweg. Tot verbijstering van mijn moeder en mij bevond een der leeuwinnen zich mét welp onder een ander busje. Ik hoop voor de inzittenden daarvan dat de situatie uiteindelijk gewijzigd is, volgens Othman (onze gids, laat ik 'm eens z'n naam teruggeven) kwam dit wel vaker voor.
Iets verderop zagen we geplons wat betekende dat daar nijlpaarden zaten maar de neushoorn ging voor. Op de plaats des "onheils" aangekomen bleek de neushoorn zich prachtig te laten zien, alleen te ver voor een fatsoenlijke foto. Hoewel neushoorns enorm hard schijnen te kunnen rennen en deze in onze richting bewoog was na een half uur kijken de onderlinge afstand nauwelijks vijf meter minder geworden, dus kozen we eieren voor ons geld zodat we konden constateren dat het aantal modderbadende nijlpaarden zeker twintig bedroeg, waarvan er één brullend gaapte.
Omdat ik dat laatste ook begin te doen (zonder te brullen), stel ik voor dat ik morgen, na afloop van een volle dag Ngorongoro-krater, verder vertel.
Tiende dag
Lieve Wietske,
vandaag is alles dubbel: vanaf vandaag een dubbele dagaanduiding, bestaande uit twee cijfers. Tussen twee (dubbel) haakjes: deze pen is van de twee toch echt het fijnst schrijvend. Dubbele dingen dus: we werden vanochtend wakker op dezelfde plek als we straks in slaap vallen, of in het geval van m'n moeder aan het vallen zijn. We zijn vandaag op dezelfde plek als gisteren. Je zou er dubbel van gaan zien, al die paren.
Vandaag als enkel (ok, bíjna alles dubbel) dagdoel het luipaard. Onderweg naar de plek met het hoogste aantal bomen met brede, horizontaal lopende takken (in dezelfde krater als gisteren dus), omdat zulke takken door luipaarden als prettigste hangplek ervaren worden, zagen we wat we gisteren al gezien hadden maar liefst driedubbel: de neushoorn. Eén ervan een jong, dus het dubbele aantal volwassen neushoorns van gisteren. Helaas ook hetzelfde was het aantal daarna door ons gevonden luipaarden: (dùbbele punt) NUL.
Na nog wat meer van het ons gisteren al geoffreerde zelfde, zagen we als "troostluipaard" niet één, maar uiteraard (net als een paar dagen geleden) twee cheetah's. Leuk weetje van Othman is dat als je meer dan één jachtluipaard (ander woord voor dezelfde cheetah, dubbelop dus) ziet, dat broers zijn. Wijfjes opereren solitair. Twee keer twee broers derhalve, veel dubbeler wordt het niet.
Erg fijn vanochtend trouwens, was dat we uit mochten slapen, dat was wel weer 'es iets anders. Helaas, of gelukkig voor de analogie, het is maar hoe je het bekijkt, werd ik ook zonder wekker keurig omstreeks het ochtendgloren, d.w.z. kwart voor zes wakker.
Omdat ik in herhaling dreig te vallen of daar al mee bezig was en dus ook in dat opzicht dingen hetzelfde doe, is dit wellicht een goed moment om op te houden. Uiteraard gaan we dan morgen met dubbele inzet verder.
Morgen dag elf, dat zijn weliswaar dubbele enen, maar die zijn wel allebei één. Wellicht morgen dus wat pluriformere uniformiteit.
In elk geval morgen weer elders.
Elfde dag
Lieve Wietske,
zie je wel, dag elf! Ik zei het toch? Als ik 't goed heb bijgehouden (wat zoals je weet niet zo is, maar anders ook) zijn we nu op de helft van de vakantie, wat ongelofelijk is (en niet dubbel), gezien wat we allemaal al gedaan en meegemaakt hebben. Gezien de inspanningen die we ons vandaag getroost hebben ga ik denkelijk wat summierder zijn dan te doen gebruikelijk maar zoals je weet willen dat soort dingen nog wel eens wijzigen.
Eerst iets inleidends, dat doet het altijd wel goed zo aan het begin. Wat ik nog niet verteld had namelijk, was dat op de campsite aan de kraterrand 's nachts wilde varkens rondscharrelden. Toen m'n moeder een paar jaar terug op dezelfde campsite stond was er een zwijn dwars door de tent van haar buurvrouw heen gegaan. Ons werd de eerste dag dan ook met klem verzocht al het eetbaars uit onze tent te verwijderen omdat dat hetgene is waar de beesten op af komen.
De eerste nacht echter, hoorden, zagen of merkten we niets, enigzins tot mijn teleurstelling, van enige nachtelijke dierlijke activiteit, mogelijkerwijs vanwege het inderdaad voedselvrij zijn onzer tenten. De tweede (en dus afgelopen) nacht (opnieuw:) echter, hoorde mijn moeder eerst gestommel, vervolgens gewroet, bij de tent naast de hare, de mijne dus. Ze vreesde enigzins voor mijn welbevinden - alleen ben ík er nooit wakker van geworden.
Na me aldus heldhaftig tegen een laffe aanval van zwijnen verweerd te hebben, overigens een goede voorbereiding, morgen gaan we met locale jagers, ehrm, jagen, vertrok de held met zijn gevolg om na nogal wat slechte weg neer te strijken op een campsite nabij een meer, waarvan ik de naam even niet meer weet. Over latere misverstanden vandaag even niet nu, naast de schreeuwende Brabanders die ik straks zo mogelijk met geweld tot stilte ga manen zijn de muggen die op de olielamp bij het licht waarvan ik poog te schrijven afkomen hogelijk irritant, morgen het staartje. Heb ik me in ieder geval aan m'n belofte het kort te houden gehouden.
Twaalfde dag
Lieve Wietske,
vandaag was een dag van afscheid nemen, allereerst van de eerste helft van onze vakantie. Maar laat ik beginnen met de dag waar ik gisteren zo vroegtijdig afscheid van nam, te weten gisteren. Toen we ons op de campsite nabij het nog immer naamloze meer geïnstalleerd hadden, stond eindelijk weer 'es een wandeltocht op het programma. Niet minder prettig omdat ik nu al bijna twee weken met peperdure, de dag voor ons vertrek aangeschafte wandelschoenen in m'n bagage rondsjouw - laat ik eerlijk zijn, voornamelijk rondgereden word, rònd in elk geval - zonder daar vóór gisteren meer dan twee uur mee gelopen te hebben. De wandeling zou, zo begrepen we van Othman, 6 km bedragen, geen reden voor ons zijn aanbod ons vanaf het meer, op ongeveer de helft daarvan dus, met de Landrover te komen halen aan te nemen. Op de een of andere manier is het met de voorgaande zin redelijk in orde gekomen.
We kregen een gids mee die de weg en enig Engels wist en vertrokken. Na 6 km lopen waren we alleen niet terùg, maar bij het meer, waar niet veel meer van over was. Meer dan een paar poeltjes waren er niet meer, in feite wàs er geen meer meer. De gids vroeg of we nog verder wilden, waarop wij aanvankelijk ontkennend antwoorden omdat we het met hetzelfde stuk teruglopen door vaak mul maar in elk geval steeds zand en hoge temperaturen wel prima vonden zo. De gids bezwoer ons echter dat we zouden worden opgehaald, dus liepen we dorstig maar goedgeluimd verder.
Na een km of drie was het ongeveer het tijdstip waarop de auto zou moeten komen. Na een kwartier wachten besloten we de auto tegemoet te lopen. Dezelfde 3 km extra teruggelopen wachtten we nog even. Na even te hebben gewacht was in elk geval één ding duidelijk: we werden niet opgehaald.
Na het grootste deel terug te hebben gelopen besloot de gids een jongen op een fiets aan te houden en hem naar de campsite te sturen, om te zorgen dat Othman ons alsnog kwam halen. Over die fietser: het is ongelovelijk hoeveel mensen er hier fietsen, zowel hier in Tanzania als in Kenia. Ik denk niet dat ik dat elders buiten Nederland ooit gezien heb.
Hoe dan ook, zoals dingen gaan wanneer iedereen elkaar zo'n beetje half begrijpt (weer eens iets anders dan dubbel, maar toch) bleven we niet braaf wachten waar we waren maar liepen we verder. Alleen liep het laatste stuk terugweg niet over de voor auto's "bedoelde" weg, maar over een paadje. Toen we derhalve geheel te voet op de campsite aankwamen, ontbrak van zowel Othman als nu nutteloze Landrover elk spoor.
Gelukkig leven we inmiddels in een tijdperk waarin ook elke zichzelf respecterende Tanzaniaan (Tanzanees?! Waarom weet ik dat niet?) "mobiel" is, zodat kok Alex Othman kon bellen en alles uiteindelijk geheel in orde kwam.
Het leuke aan deze wandeling, vergeet ik tussen alle misverstanden door helemaal te vertellen, was trouwens dat je door allemaal dorpjes liep, tussen échte scharrelkippen en redelijk eenvoudige, uit leem opgetrokken huisjes door. Ook het eindeloze terugzwaaien naar niet al teveel witte mensen gewende, enthousiast zwaaiende kinderen was, hoewel aan het einde wel wat vermoeiend, erg plezierig.
Tot zover dan het op de de twaalfde dag verhaalde staartje elfde dag, op naar dag twaalf.
Vanochtend ging, al haast gewoontegetrouw de wekker om zes uur. Minder gewoontegetrouw was het nog een uur na het naar bed gaan in plat Brabants uit je slaap gehouden worden, noch het een uur voordat je wekker gaat door hard kakelende Italianen uit diezelfde zuurverdiende slaap gewekt worden. Nòg minder gewoontegetrouw was het zònder Engels ontbijt, slechts met een kop koffie achter de kiezen op pad gaan.
Echt vreemd was de eerste dagbesteding, waarvan gisteren (toen dat nog gewoon vandaag was) al een tipje van de sluier gelicht: jagen, met pijl en boog, met een groep jonge mannen van een plaatselijke uit jager-verzamelaars bestaande stam. Nadat slaapdronken mams-en-ik even met redelijk succes onze boogschietvaardigheden hadden opgehaald, daarvoor beloond met een versgeroosterde schilver van een naast het vuurtje in een struik gehangen, enkele dagen eerder bejaagd/verzamelde impala-bout, ging het kriskras door de bosjes.
Of wij nu het boze oog hadden meegebracht, of bij het achter doornstruiken blijven haken, op takjes trappen en over stenen struikelen teveel lawaai maakten of dat de jagers zelf hun dag niet hadden, geschoten werd er, tot groot vermaak van de knullen zelf overigens, op een klein onogelijk vogeltje na niets. Maar we hadden veel plezier!
Vervolgens gingen we een paar km verder naar een dorpje van een andere, veehoudende stam, waar we de smid aan het werk zagen, en naar wéér ietsje verderop, een dorpje van akkerbouwers van weer een andere stam, waar we de plaatselijke alcoholica, vervaardigd uit maismeel uitgebreid getest hebben. En dat alles vóór tien uur 's ochtends...
Door de akkers van deze laatste stam, voornamelijk met uien beplant, liepen we terug naar de campsite.
Het fascinerende is, dat deze stammen weliswaar contact hebben middels ruilhandel, maar dat elke stam letterlijk en uitsluitend zijn "eigen ding" doet. Elk van de stammen heeft, hoewel ze als gezegd allemaal buren zijn, zijn eigen taal. De verschillende talen zijn evenveel aan elkaar verwant als, pak 'm beet, Nederlands en Swahili!
Wat ik ook erg interessant vond was dat deze mensen, hoewel wij uiteraard niet de eerste "beschaafden" waren die bij ze langskwamen, en bij elke stam er wel een paar mensen in elk geval een paar woorden Swahili spraken, in feite nog steeds zo leven als we in Nederland deden voordat de eerste Romeinen langskamen.
De huisjes van de jagers bestonden letterlijk uit een kring van takken van doornstruiken van zeg anderhalve meter in diameter, met wat stukken plastic (ok, dat hadden wij vroeger niet) als maar zeer gedeeltelijk dak. De smid van het veeteeltvolkje had een blaasbalg van koeiehuiden en geslepen stenen, zijn vierkante lemen huis bestond uit een ingang annex woongedeelte en een eet- annex slaapgedeelte.
De brouwende akkerbouwers tenslotte hadden langwerpige lemen huizen. Op de akkers stonden grote groepen mensen op hun dooie akkertje (sorry, kon het niet laten) te ploegen met een hak, en zaailingen van uien te planten. Een levende geschiedenisles!
Na deze cultuurinjectie kregen we een laat ontbijt dat in feite uit twéé complete maaltijden bestond, en gingen we "huiswaarts", d.w.z terug naar het hotel in Arusha van dag-zeven-die-dag-zes-bleek.
Terug naar het afscheid: dat werden we gedwongen te nemen van trouwe kok Alex, die drie fenomenale maaltijden per dag vanaf wat gloeiende houtskolen op tafel toverde, en van de goeie Othman, die ons over onmogelijke wegen van hot naar her reed, en ondertussen elk aldanniet bewegend levend wezen binnen een straal van tweehonderd meter feilloos vanuit een ooghoek wist op te merken én op naam te brengen.
We zullen ze missen en, zo bezwoer een daadwerkelijk enigzins stil geworden Othman ons, zij ons ook. Maar, zoals jij niet ten onrechte opmerkte, missen is ergens ook fijn. Nog meer afscheid, zij het niet vandaag, morgen brengt een bus ons naar Kenia terug, naar hoofdstad Nairobi, alwaar overigens ook weer oude bekenden (ook van mij) wachten.
En dan nu het laatste afscheid, daarmee een afscheid van het afscheid nemen, van vandaag, van jou, en van wakker zijn.
Morgen verder! Hopelijk ook weer eens met een iets publieksvriendelijker handschrift...
Dertiende dag
Lieve Wietske,
vandaag, heb ik besloten, gaat over geluk.
Ik zit op een bankje, in het parkje tegenover ons "Parkside" geheten hotel in Nairobi. Het is pak 'm beet half vijf maar ik heb geen tijd bij me. Dat heet geluk.
Ik word altijd erg gelukkig van in een wildvreemde stad op een bankje in een park zitten. Vraag me niet waarom. Ik zal het je vertellen.
In een park is altijd minder kabaal, en minder haast dan erbuiten. Dingen zijn er gedempt en gedempte dingen zijn fijn. Zelfs mensen die alleen maar in het park zijn omdat het tussen waar ze waren en waar ze heen moeten in ligt, hebben in het park minder haast.
Eigenlijk geldt dat voor iedereen in het park; dat we tussen waar we waren en waar we heen moeten in zijn. We gaan heus wel naar waar we moeten wezen. Maar nu nog even niet. En dan is het nu ook nog 'es zondagmiddag. Beter wordt het niet.
De gedichten van Tjitske Jansen, wier bundeltje ik nu aan het lezen ben, zíjn zondagmiddag. Het bundeltje heet "Het moest maar eens gaan sneeuwen", ik bedoel maar. Eigenlijk wordt het dus toch nog beter.
In dit parkje, in een miljoenenstad in Afrika, zijn net als bij ons spelende kinderen spelende kinderen, verliefde stelletjes verliefde stelletjes. Waarom zouden kind of stelletje haast hebben? Ze zijn gelukkig en houden dat graag zo. Net stond voor me een man die moe was. Hij ligt nu in het gras te slapen. Ook híj is gelukkig.
Eigenlijk, bedacht ik me net, zou ik hier wel willen blijven. Alleen blijft deze plek niet de plek waar ik zou willen blijven, noch blijf ik die ik. Eigenlijk blijft niets hier. De kindertjes blijven geen kindertjes. Zoals Tjitske, niet toevallig op blz. dertien (of wel toevallig, maar liever niet) een gedicht begint met:
Als je groot bent
wil je dan niet meer spelen
of mag het dan niet meer?
Ook de verliefde koppeltjes blijven geen verliefd koppeltje, ze blijven niet verliefd of ze blijven geen koppel. De tijd blijft niet kwijt, het blijft niet licht en ook niet warm. Maar nu nog even wel.
De slapende man is niet blijven slapen, de spelende kindertjes hebben hem gewekt, dus zit hij nu naast me, net als ik naar de spelende kindertjes te kijken. Zolang de tijd maar kwijt is, blijf je voor eeuwig gelukkig.
Over het deel van de dag dat ik niet in het eeuwige park zat, valt niet zo gek veel te vertellen. Dus zal ik dat nog even doen. De bus die ons vanochtend in Arusha kwam ophalen, was een kwartier te vroeg, waardoor we ons ontbijt, dat juist wat traag was, misten. Beter dan andersom in elk geval.
Gelukkig had ik nog een zak bitterkoekjes die de ergste tweepersoonshonger wisten te stillen, tijdens een plaspauze vlak voorbij de grens. Om een uur of één kwamen we aan hier in Nairobi en sindsdien hebben we wat boodschappen gedaan (ook hier kan dat al op zondag, zo bleek) en langs wat kantoortjes van vrienden gegaan die allen wijselijk gesloten waren. We zullen ze morgen wel zien.
Inmiddels is het minder licht en minder warm geworden. Maar ik blijf nog even gelukkig als je het niet erg vindt. Ik moest maar eens gaan eten.
Veertiende dag
Lieve Wietske,
alweer twee weken vol! Dat stemt ietwat weemoedig. Weemoed en het vóórtdurend stil geluk van gisteren mogen vandaag het tweeledig thema vormen, één thema voor elke verstreken week. Gisteren begon eigenlijk pas na het neerleggen van de pen, dus moet ik beginnen dat tegoed in te lossen.
Ik ging gisteren lekker niet eten maar bleef nog even hangen op m'n bankje. Op een bepaald moment hoorde ik een vreemd geluid dat bij nadere beschouwing schattig genoeg de poging van mijn naderende moeder te fluiten bleek te zijn.
Moeder-aller-moeders Rose, een van onze beoogde afspraken hier, bleek gearriveerd om ons mee uit eten te nemen. Het eten, in een restaurant bedoeld voor het meer gegoede gedeelte der Nairobiërs, was uit de kunst.
Hoewel we gisteren niet al te veel gedaan hebben, vielen we gisteren allebei tijdens de koffie na in het restaurant òm van de slaap. Een blik op mamzi d'r horloge leerde dat het kwart voor acht was...
Zo lagen we om negen uur te ronken, om om half zeven vanochtend wekkerloos wakker te worden. Na het ontbijt stond een bezoekje aan het plaatselijke filiaal van Terre des Hommes, dat arme kindjes hier met behulp van mams te eten geeft, op het programma. Na enig zoeken, we wisten alleen de naam van een straat die zich vanaf de weg waar de bus stopte vrij ver uistrekte in beide richtingen, en uiteraard probeerden we daar eerst de verkeerde van, hadden we beet. Alleen bleek een bezoek aan een van de twee kindertehuizen er zonder vooraankondiging niet in te zitten, zodat we dat volgende week zondag, wanneer we weer in Nairobi zijn zullen doen.
Terug in het hotel gingen we om de hoek even kijken of een andere vriend op zijn daar gevestigde kantoor zou zijn, in tegenstelling tot gisteren. En in tegenstelling tot gisteren was hij er, zodat we even thee met hem konden gaan drinken, om hem om vijf uur vanmiddag wat uitgebreider te treffen.
Met nog een paar uur stuk te slaan, ging ik eens kijken of het in ons hotel gevestigde internetcafé (vooruitgang gaat snel!) operationeel was. Ook daarop een bevestigend antwoord, zodoende een uurtje mail gecheckt, wat levenstekenen verstuurd en met een vriend gechat, wat de aangehaalde weemoed veroorzaakte.
Weinig tijd lang bij dingen stil te staan, de tijd is vandaag alweer stukken minder houdbaar dan gisteren in het park, en in een oogwenk was het alweer vijf uur. Njoroge, genoemde vriend, die ik ook ken doordat we toen we hier de vorige keer waren een aantal nachten bij hem en zijn toenmalige Nederlandse vrouw logeerden, had een vriend bij zich die in Den Haag woont maar even terug op zijn geboortegrond was voor een vakantie die de in weemoed besloten belofte dient in te lossen.
Na een fijn gesprek met beide heren wederom niet gedraald, om half zeven werden we volgens afspraak afgehaald om bij Rose te eten, die hier in het huis van aldanniet-voormalig-echtgenoot Rodgers (zien we ook volgend weekend hier) verblijft met nog twintig familieleden, allemaal anderen dan in Mombasa.
Na het eten werden we netjes teruggebracht naar het hotel, tenminste die indruk hadden we, alleen stonden we plotseling aan de verkeerde kant van de straat geparkeerd en werden we door een agent met een enorm geweer om met een zaklamp beschenen... De agent constateerde, overigens overeenkomstig de waarheid, dat geen van de drie inzittenden (onze chauffeur is datzelfde de komende dagen) zijn/haar gordel om had en vertelde dat we mee mochten naar het bureau, om daar 5000 K-shilling p.p. (zeg 60 Euro) te betalen, waarna we morgen voor de rechter zouden moeten verschijnen.
Vooral dat laatste was nogal onhandig omdat we alledrie van plan waren morgenochtend om 9 uur aan een nieuwe safari te beginnen. Gelukkig voor ons zijn ook politieagenten híer niet vies van een bijverdienste en wel van papierwerk (zo heeft de hier alom vervloekte corruptie nog z'n verdiensten) en konden we na een eenmalige bijdrage van 1000 K-shilling alsnog naar (ons huidige) "huis".
Inmiddels is, op deze dag waarop de tijd definitief weer een factor geworden is, het voor mij totaal onvoorstelbare tijdstip van elf uur 's avonds aangebroken.
Ik zal dan ook, na een allerlaatste shaggie voor de deur te hebben genuttigd, zodadelijk mijn vorstelijke stoel hier in de lobby verlaten om hem zo geluideloos mogelijk in te ruilen voor een minstens even vorstelijk bed.
Morgen weer de natuur in!
Vijftiende dag
Lieve Wietske,
terwijl de boomkikkers fluiten zit m'n moeder te puzzelen en ernaast ik te schrijven, voor onze tijdelijke behuizing die het midden houdt tussen een tent en een huisje, aan de oevers van Lake Naivasha.
Wat kan ik over vandaag eens vertellen? Het was best koud vandaag, tijdens de reis hierheen reden we (vooruit, op grote hoogte) tussen mistbanken en regenbuien door. Ik had vanochtend en vanmiddag (Naivasha ligt maar op 70 km boven Nairobi) ruimschoots de tijd wat vogeltjes aan het nog immer uitdijende lijstje toe te voegen en de de campsite hier bewonende aapjes te kijken en kieken.
Dacht ik eerst dat de apen nogal schuw waren, later klommen ze in tenten en op een overland truck, een truck waarin mensen grote delen van Afrika doorkruisen. Van dat laatste weer fijn foto's gemaakt.
Na aldus uitgebreid van de "enorme" reis bekomen te zijn volgde uiteraard weer een uiterst copieuze lunch, na afloop waarvan we naar Hell's Gate, een naburige kloof gingen om langs het daarin uitgesleten riviertje onder de vleugels van een gids enkele kilometers te klauteren. Het was erg mooi daar, alleen jammer dat niemand ons verteld had dat we avontuurlijk zouden gaan doen, maar klimmen met plastic schoenen respectievelijk Puma-gympies bleek niet onmogelijk.
Na afloop van de middaggymnastiek was de dag alweer bijna op (de uren gaan inmiddels voorbij als vallende sterren zo snel) en het avondmaal gereed en veel meer hebben we vandaag - eerlijk waar - niet gedaan. Ik zal niet vertellen wat we morgen gaan doen, anders beschrijf ik morgen echt alleen de maaltijden. Wel schoot me net te binnen dat ik nog vergeten ben te vertellen wat we gisteren vóór ik tijdelijk in het wereldwijde web verstrikt raakte gedaan hebben, namelijk het National Museum bezoeken, althans voor zover mogelijk. Jammer genoeg bleek wegens een verbouwing alleen het reptielenhuis geopend, zodat we niet de resten van Lucy, lange tijd de oudst bekende vondst van menselijke overblijfselen konden bezichtigen.
En daarmee, lieve Wietske, is over dag veertien zowel als dag vijftien echt wel zo'n beetje alles verteld. Ik beloof plechtig morgen uitsluitend van op díe dag plaatsgehad hebbende, grootsche en meeslepende avonturen kond te doen.
Tot die tijd: lala salama, oftewel: welterusten!
Zestiende dag
Lieve Wietske,
ik heb mijn uiterste best gedaan. M'n moeder, eenmaal ingelicht, heeft zeker haar steentje bijgedragen. Het weer bood mogelijkheden, de geplande excursies gaven er ruimte voor...
Maar grootsche, meeslepende avonturen waren, ook vandaag weer, in geen velden of wegen te bekennen. Ik heb me kostelijk vermaakt, meer niet.
Misschien was het ook wel verkeerd meer te verwachten, misschien word ik wat blasé van zoveel geweldige ervaringen zonder bezinkgelegenheid.
Hoe dan ook hebben we vandaag - gelieve de franje waar die ontbreekt zelf toe te voegen - het volgende gedaan: des ochtends werden we, onbedoeld maar onvermijdbaar, gewekt door onze kok wiens keuken met onze veranda samenvalt. Na diverse bij het bereiden des ontbijts behorende geuren aan de neus voorbij te hebben laten gaan besloten we de aanbrekende dag maar onder ogen te zien en ons aan de enorme hoeveelheden gereedstaand voedsel te wijden. En dat alles duurde allemaal ongeveer even lang in werkelijkheid als het jou kost om te lezen, kun je nagaan.
Met bolle buikjes schommelden we richting het bescheiden piertje dat vanaf onze camping het meer in steekt, om na onszelf een reddingsvest omgegespt te hebben letterlijk van wal te steken richting het schiereiland waarover een gids ons leiden ging. Met de precieze details aangaande het alomtegenwoordige gevogelte zal ik je niet vermoeien. Wel interessant om je mee te vermoeien is dat een niet onaanzienlijk deel van Out of Africa hier (op genoemd schiereiland dus) geschoten is. Mocht je die film niet gezien hebben, ga hem subiet huren, ik beloof dat m'n verhaal niet al te zeer zal zijn opgeschoten als je terug bent.
De gnoe's, antilopen en giraffen die op Crescent Island rondlopen zijn de (nazaten van) gnoe's, antilopen en giraffen die in de film te zien zijn dus stelde ik me maar voor dat m'n moeder Karen Blixen was - hoewel geen van beiden erg op Meryl Streep lijkt volgens mij.
Maar goed, de beesten daar zijn dus (ook als je Out of Africa - nog - niet gezien hebt) wel meer aan mensen gewend dan het leeuwendeel van hun in het wild levende soortgenoten waardoor ik nu een meesterlijke foto heb kunnen nemen van m'n moeder, de gids en twee giraffen die gezamenlijk opliepen.
In het bootje dat in het relaas over de heenreis ontbrak maar wel degelijk ook toen al als vaartuig diende legden we - weinig verrassend - ook de terugweg af, welke laatste ons iets dichter langs de oever voerde en af en toe iets verder om uit de buurt van de door hun kop boven water stekende hun aanwezigheid verradende nijlpaarden te blijven - zoals je wellicht niet weet staan nijlpaarden te boek als zowel de zwaarste als de gevaarlijkste (voor de mens) dieren van Afrika.
Zo kan de zestiende dag in elk geval bogen op - laten we hopen niet alleen tot nu toe - de langste hier neergepende zin. De hoeveelheid shagresten, muggenoverblijfselen en stukjes savanne binnen deze kaft begint overigens, zo merkte ik zojuist, enigzins zorgwekkende vormen aan te nemen.
De terzijdes terzijde voedde de lunch wederom ons in plaats van een klein weeshuis. Haast uit onze voegen barstend lieten we ons het safaribusje in rollen dat ons naar Crater Lake vervoerde, waarover ik werkelijk weinig spannenders kan vertellen dan dat we er, vogel voor vogel, omheen gelopen zijn.
Vreemd genoeg wandelen we nu we onze meeste bagage, waaronder onze wandelschoenen, in Nairobi hebben achtergelaten het meest, gelukkig houdt ons gemaksschoeisel zich vooralsnog voorbeeldig.
Tot mijn grote verdriet, geheel terzijde wederom maar terwijl ik dit schrijf weer actueel, zijn de enige echt verlegen dieren hier de twee poezen die hier 's nachts rondspoken.
Binnen het kader van het inmiddels ook mij duidelijk geworden dagthema "volgevreten" past keurig de bij die tijdens het diner met een plens limonade meekwam, verdronken in eigen gulzigheid. Omdat m'n moeder in het algemeen minder gulzig en specifiek niet bepaald gek op limonade is werd - interessant als verhaalelement maar verder niet handig - dankzij oplettendheid harerzijds het toevoegen van het inslikken van een bij aan ons lijstje "ontmoetingen met wild" vermeden.
Onderaan dat lijstje staat de flamingo die ik net hoorde overvliegen. Daar vlak boven (vlakbij de bij) staat het wapenfeit dat -als piece de resistance op het gebied van verwendheid - het sluitstuk van dag zestien zal vormen: op onze tweede dag in Tanzania zag ik op aanwijzen van onze verstilde gids van dat moment het nest van de felbegeerde hamerkop. Een dag later - kortstondig, redelijk ver - de hamerkop zelf. Op dat moment had ik gelukkig kunnen sterven, ware het niet dat ik de episode van de ooievaars en de slang dan beleven noch optekenen had kunnen.
Gisteren hoefde ik derhalve helemaal geen hamerkop te zien maar kwam degene die ik zag dichtbij genoeg om foto's te kunnen maken. Toen we net even zaten te keuvelen in afwachting van het avondeten zag ik, nieuwsgierig gemaakt door een mij onbekend geluid, op een dode boom achter ons huisje vier hamerkoppen, waarvan er twee druk doende waren weer nieuwe hamerkopjes te, ehrm, timmeren, na afloop waarvan ze elkaar nog even in onze "voortuin" achterna kwamen zitten.
Morgen meer, preciezer: Lake Nakuru!
Zeventiende dag
Lieve Wietske,
het is inmiddels de achttiende dag! Je loopt - uiteraard zonder dat jou daarbij iets te verwijten valt - hopeloos achter. Laat ik beginnen bij gisteren, vandaag is toch nog niet afgelopen. Bovendien hoort vandaag niet hier, maar bij de achttiende dag. Het is tenslotte allemaal al verwarrend genoeg zo, en niet eens alleen voor jou.
Op de ochtend van dag zeventien dan, zouden - zo begrepen mams en ik - we naar Lake Nakuru gaan, de bestemming het kortst reizen van Naivasha af. We deden keurig in Nakuru (derde stad van Kenia) boodschappen en reden de stad weer uit. Even keurig echter reden we voorbij het bordje "Lake Nakuru National Park 5 km" richting einder.
Omdat (daar wou ik je niet eerder mee lastig vallen maar dat is al sinds ons vertrek uit Nairobi bijzonder irritant) we van onze driver met de toepasselijke naam Kaka nooit iets te horen krijgen zonder er expliciet om te vragen hadden we geen idee waarom. Kaka legde met de bij uitleggen horende frisse tegenzin uit dat we - anders dan wij dachten dus - eerst Lake Baringo en pas de volgende dag (vandaag dus) Lake Naivasha zouden aandoen. Later bleek dat dat altijd al het plan was geweest - alleen hadden wij de reisbeschrijving ondersteboven gelezen...
Hoewel dat laatste stom was, was het sympathieker geweest als Kaka, zoals alle fatsoenlijke en onze eerdere drivers, gewoon 's ochtends even in drie zinnen verteld had wat er op het dagprogramma stond. Hoe het ook zij, inmiddels is het alweer veel later dan tijdens de vorige zin, gelukkig merk jij daar niets van.
Goed dan, we gingen naar Baringo, omdat de weg vanaf Nakuru noordwaarts vernieuwd werd reden we 10 km over een zandpaadje, waarna er een tijdje weinig tot niets gebeurde tot we de evenaar over reden. Ik wist van toen we hier eerdere waren hoe dat was maar was stiekem toch weer een beetje verbaasd dat de evenaar "bestaat" uit een bordje "evenaar" . Je verwacht op zijn minst een dikke streep over de weg maar er ligt nog niet eens een zijden koordje. Neem het van mij aan, de evenaar bestaat niet.
Deze bittere pil dapper wegslikkend vervolgden we onze reis, was het in Naivasha frisjes en in Nakuru lekker weer, op de campsite aan Lake Baringo was het bakken geblazen.
Op zich een prima moment om weer eens écht te kamperen en weldra werd dan ook uiterst galant wat een anderhalfpersoons tent bleek te zijn in het stof gesodemieterd en werd ons te verstaan gegeven dat we 'm mochten gaan opzetten.
Dat gedaan hebbend was er tijd te over om de campsite te verkennen en voor mij om bij een Franse vogelaar m'n Frans wat op te halen alvorens we zowaar op een "bird walk" gingen. Toevallig stonden we op dezelfde camping als dertien jaar geleden (onze tent nu "keek uit" op de huisjes waar we toen in sliepen, het kan verkeren), én was ik, toen in m'n eentje, ook toendertijd met gids op eenzelfde soort wandeling.
Onze gids nu was, in tegenstelling tot die van toen, echter minstens zo'n fanatieke idioot als ik, met het verschil dat hij rondom het meer in zijn nog wat jongere leventje bijna twee keer zoveel soorten heeft gezien als ik in mijn wat gevorderder leventje in heel Nederland. Ik overigens mét verrekijker, hij zonder!
Zo hadden twee jongetjes de grootste lol (dat ondertekenend jongetje met slippers aan dwars door doornstruiken heen struikelde en in een zompig grasland tot aan zijn knie in een met modder gevuld gat zakte mocht de pret niet deren), zo'n enorme lol dat ze wel de regenboog zagen maar aan de donkere wolken die zich boven het meer samenpakten geen of niet de juiste conclusie verbonden.
Ook gedwee volgende mams maakte zich weinig zorgen zodat drie mensen immer glimlachend tussen de druppels door liepen. Toen het door begon te druppelen pakten we onze regenwerende kleding voorzover we die - het was, nogmaals, verzengend heet en onbewolkt bij aanvang van de wandeling - bij ons hadden en besloten we wat minder ver door te lopen dan gepland.
Toen het echt begon te hozen waren we daardoor redelijk dichtbij een dekking biedend winkeltje. In het winkeltje, waar we met andere schuilenden samen nét in pasten, was er tijd over om ons af te vragen of de tent (waarin onze bagage voor een week) bíjna of helemáál niet waterdicht was. Toen de regen even wat minder werd konden we naar het basiskamp rennen waar het eerste het geval bleek.
Het bleef regenen tijdens het eten (onhandig, we zaten onder een boom maar nergens anders onder) en tijdens het tandenpoetsen. Vandaar dat ik besloot je één dagje ontrouw te zijn, ik had op m'n slippertjes door modderstromen heen wadend mezelf een weg heen en weer naar de "inn" kunnen banen maar besloot dat ik mijn aanbevolen dagelijkse hoeveelheid water én modder wel gehad had.
In de tent bleek het geluk aan mijn zijde en het lek aan die van mijn moeder zodat ik dubbelgevouwen en zij doorweekt was. Toen om één uur 's nachts de regen stopte begonnen van de weeromstuit (of door iets anders maar daar zit dat mooie woord dan weer niet in) alle vogels te zingen waardoor de kok (omdat, zo vertelde hij net, zijn horloge stuk is, onwetend van de tijd) eveneens van de weeromstuit het ontbijt begon klaar te maken totdat voorbijgangers (d.w.z. de bewakers van het kamp) hem kwamen vragen waar hij in godsnaam mee bezig dacht te zijn.
Omdat we in ons huidige onderkomen bijkans opgevreten worden door van die sympathieke, malaria overbrengende wezentjes, stel ik voor het relaas van de (beduidend minder spannende) dag achttien op de negentiende dag neer te pennen.
Aldus, unaniem besloten, besluit ik.
Achttiende dag
Lieve Wietske,
het is heerlijk weer! Helaas voor jou is dat voor jou morgen zodat je daar nog niet echt van kan meegenieten omdat jij - zonder daar iets naars mee te bedoelen - van gisteren bent. Geen nood echter, na vandaag is gisteren weer gewoon gisteren, vandaag vandaag en morgen morgen. Wat voor mij weer als voordeel heeft dat de teleurstelling van het erachter komen dat het ene oortje van m'n mp3-speler het niet meer doet dan alweer een nachtje slapen geleden is, terwijl jij ueberhaupt nog in zalige onwetendheid verkeert over dergelijke probleempjes.
Enfin, dag achttien. We stonden vanochtend (kom, we doen lekker alsof!) op, kropen uit de tent en konden constateren dat het weer zalig weer was. Als er niet hier en daar nog een plas in de opdrogende modder stond en als m'n moeders slaapzak niet zo gedropen had, hadden we kunnen denken dat we de regen in zijn geheel gedroomd of verzonnen hadden.
Na het ontbijt reden we van Lake Baringo dan toch naar Lake Nakuru (van c naar b zeg maar), onderweg net als de dag vantevoren (alleen had ik het er toen niet bij verteld) af en toe naast de weg rijdend omdat de weg zelf zo te zien bij eerdere, heviger regenbuien geheel of gedeeltelijk was weggespoeld. Ook de troep honingverkopers ergens langs de weg stond bij datzelfde ergens en doordat wij voor Rose houtskool moesten inslaan (blijkbaar ook in Kenia een schaars goed) daar, kregen de venters en ventsters de kans met hun in oude drankflesjes gegoten zoetigheid langs ons busje te schuiven, helaas voor hen tevergeefs.
Zowel de rit náár als de campsite bij Lake Nakuru zelf bood uitzicht op het meer, een nogal sprookjesachtig omdat de randen van het meer door vele tienduizenden flamingo's roze gekleurd worden. Omdat het laat in de ochtend was en we pas in de namiddag door het park zouden gaan rijden hadden we ruim de tijd om voor en na de lunch te lanterfanten.
Dat lanterfanten spannend kan zijn bleek toen Kaka ons wenkte en ons een neushoorn aanwees op honderd meter van het kamp! De afscheiding tussen de campsite (een cirkel met een middellijn van zeg 50 m) en de omringende savanne, waarin naast genoemde neushoorn (en ook dichterbij) buffels, zebra's en gazelles liepen, bestond uit een hier en daar platgetrapt hekwerk van prikkeldraad-hoogte. Het hek bij de ingang stond wijdopen.
Terwijl m'n moeder heerlijk op haar inmiddels droge slaapzak in het gras lag te lezen in de zon (vandaag, zal ik vast verklappen, bleef het mooi weer), liep ik rondjes over de campsite op zoek naar allerlei gevleugelds en af en toe wierp ik een blik op de beesten om ons heen. Na een tijdje ging ik weer eens bij m'n moeder kijken om zodra ik d'r in zicht had onmiddelijk naar ons huisje te sluipen om m'n fototoestel te pakken.
Aldus kon ik een mooi kiekje knippen van m'n moeder vredig lezend in het gras met op 5 meter achter haar drie even vredig grazende zebra's! Toen zij "klik" hoorde en zich afvroeg wat de nieuwswaarde van een vredig in het gras liggende moeder was, stelde ik voor dat ze achter zich keek, waarna ze een en ander wat beter begreep.
De daadwerkelijke safari was vergeleken met deze avonturen betrekkelijk rustig, hoewel van dichtbij behalve de stank ook het geluid en aanblik van zoveel flamingo's indrukwekkend was (alleen waren hier allebei al eerder geweest) en we nòg drie neushoorns zagen, allen aanzienlijk dichterbij en daardoor fotogenieker dan in Ngorongoro.
Verschil met daar is dat er rond Lake iets van tien jaar geleden (dus na mijn eerste bezoek) zes neushoorns zijn uitgezet - inmiddels schijnen er 100 rond te lopen - terwijl de neushoorns in de Ngorongoro-krater helemaal "echt" zijn.
Na nog een tijdje verpoosd te hebben op een klif met uitzicht over het meer vonden we bij "thuiskomst" onze campsite niet alleen droog, maar bleek tevens dat wij de enige kampeerders (en dat op een vrijdagavond!) waren gebleven, wel weer eens prettig na alle lawaaiigheid van veel andere plekken. Na het eten zaten we in een echte huiskamer (ons onderkomen bestond uit die kamer met een gangetje naar enerzijds een slaapkamer - met échte bedden! - en anderzijds een badkamer) en had ik dit alles willen opschrijven, ware het niet dat één hand onvoldoende bleek om de muggen van me af te houden.
En daarmee, lieve Wietske, is het nu voor mij de avond van dag negentien en loop ik nog altijd een dag achter. Toen ik net begon met schrijven namelijk, opnieuw in het parkje in Nairobi, kwam er een heerschap naast me zitten met wie ik een uur over de sociaal-economische staat van Kenia heb gebabbeld, waarna ik m'n moeder ging opzoeken die in gesprek bleek met twee meisjes van het kantoortje van Rose & Rodgers hier in Nairobi.
Maar nu gaan we eerst eens eten waarna ik het weinige dat vandaag heeft plaatsgevonden (verder) uit de doeken zal doen waarna de orde weer hersteld is.
Negentiende dag
Lieve Wietske,
het is gelukt! Vandaag is echt de negentiende dag, niet de vorige, de volgende of opeens weer de vierde ofzo. Dingen kloppen weer een beetje, de waarheid prevaleert weer. Ik lig op mijn bed, zijnde hetzelfde bed, in dezelfde hotelkamer, in hetzelfde hotel in Nairobi als vorige week. Het is zaterdag, dan weet je dat.
Vanochtend werden we in eerdergenoemd echt bed - mét beenruimte! - in Nakuru weer wakker, d.w.z. ik werd gewoontegetrouw om kwart voor zeven wakker, m'n moeder werd op een tijdstip wakker dat dat zin had, we zouden vanwege problemen met het busje pas om half tien vertrekken. Na het ontbijt konden we derhalve heerlijk in de zon liggen terwijl dezelfde zon zalig onder de mijn daarmee volslagen nutteloze petje doorscheen, zodat alles bij alles het verre van erg was dat half tien half elf werd.
De terugreis verliep, rekening houdend met het feit dat veel stukken weg er erg beroerd bij lagen en we regelmatig vijf kilometer lang achter een op sterven-na-dode vrachtwagen aantuften, voorspoedig. Enig vermeldenswaardig iets was het grote aantal ongelukken dat gezien de flink beschadigde auto's met druk pratende bezitters die we op een aantal plekken zagen had plaatsgevonden. Bedenk hierbij dat inhalen hier betekent lukraak vanachter de vrachtwagen die voor je rijdt vandaan de andere weghelft oprijden, soms onmiddelijk gevolgd door - in geval van tegenliggers, waarvan ze er hier zeker op een zaterdag een hoop hebben - dezelfde manoeuvre terug achter de vrachtwagen.
Terug in Nairobi onze bagage gedump, maar weer eens wat ondergoed gewassen en naar het kantoor van Rodgers gegaan (het is z'n voornaam trouwens, mocht je je dat afvragen) om ter plaatse te vernemen dat hij in Mombasa was! Ons werd verzekerd dat hij daar nog steeds zou zijn wanneer wij datzelfde doen maar even stellig was beweerd dat hij nu hier zou zijn...
Omdat ook ander contact Njoroge vandaag niet de juiste dag had bevonden zich op zijn kantoortje te gaan bevinden, hadden we opeens 's middags vrij. Waarna, zoals je weet, ik wederom het parkje in ging om met "John" in gesprek te raken waarop zoals ook bekend het gesprek met de "meisjes van kantoor" volgde. Waarna ik (het verslag van) dag achttien afsloot.
Toen we (nogal langdurig) op ons eten zaten te wachten net, werd ik opeens wat misselijk, duizelig en vooral ontzettend slaperig. Zowel voedselvergiftiging (we aten "ergens in de stad" vanmiddag) als een zonnesteek waren geen prettig vooruitzicht maar gelukkig deden de eerste happen mij in plaats nog beroerder me wat beter voelen waardoor ik zonder alteveel problemen dit alles kon neerpennnen zodat alles nu weer klopt en ik heerlijk en uit- ga slapen!
Twintigste dag
Lieve Wietske,
we zijn bij! Vandaag begon als een typische, en eindigde als een gedenkwaardige zondag. Eerst echter - schaamte, oh schaamte - een eveneens gedenkwaardig voorval van dag achttien, dat ik me dankzij een terloopse opmerking van m'n moeder over iets anders, nadat het in de wirwar van dagen was kwijtgeraakt, weer herinner en dat - tot slot - niet onvermeld mag blijven.
Zoals ik (wel) al eerder vertelde, duurt de schemering hier rond de evenaar niet bijster lang, de zon komt in vrij rap tempo boven de horizon uit en verdwijnt daar even snel 's avonds weer achter. Nu stond ik op dag achttien in een dergelijk, snel verkregen donker naar de hier niet te versmaden sterrenhemel te kijken toen ik bovenop een bergtop een lichtje zag dat me niet eerder was opgevallen.
Toen ik even later nog eens dezelfde richting op keek zag ik een stukje maan dat letterlijk zienderogen groter werd. Ik riep snel m'n moeder zodat we samen zagen hoe de maan in minder dan een minuut boven de kim verscheen en aan zijn tocht door het luchtruim begon. Een bijzondere ervaring!
Terug naar het heden, tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ik tot liefst négen uur in bed heb gelegen. Na het ontbijt hadden we wat tijd stuk te slaan die we in het plaatselijk spoorwegmuseum - treinen waren wellicht mijn eerste jeugdliefde - wel besteed hebben. Interessant daar opgedaan stukje feitenkennis was dat toen eind negentiende eeuw de Engelsen een spoorweg van Mombasa (aan de kust dus) tot aan het Victoriameer lieten aanleggen door (aldanniet snurkende) Indiërs, eerstgenoemden besloten een station aan te leggen op een redelijk vlak stuk niemandsland dat plaatselijk als "Nyrobi" bekend stond. Inmiddels is uit wat gebouwtjes rond een treinstation in honderd jaar tijd de hoofdstad van Kenia, miljoenenstad Nairobi ontstaan.
Vanaf het spoorwegmuseum teruggelopen was er nog net tijd voor een plaspauze alvorens een auto van Terre des Hommes voor de deur van ons hotel stopte om ons naar één van hun weeshuizen te brengen. Het weeshuis in kwestie ligt verscholen achter een poort waarop wat Duckstad-bewoners zijn overgeschilderd, middenin een wij waarvan je het idee hebt dat de weesjes zo komen aanlopen.
Het ook nu weer ons als begroeting aangeboden maal, door daarvoor bovengemiddeld getalenteerde, in het weeshuis zelf opgegroeide pubers bereid, had een beetje vreemde bijsmaak omdat je ergens het idee had dat elke hap die jij nam daardoor níet in een wezenkeeltje terecht kwam. Omdat je hier echt onmogelijk eten kunt weigeren, we nog niet geluncht hadden en het zo verdomde lekker was aten we met smaak.
Ik weet niet of je ooit in een weeshuis geweest bent, ik was dat nog nooit en wat we zien kregen was behoorlijk indrukwekkend, des te meer omdat je weet dat heel veel van deze wezen hun ouders aan Aids zijn verloren en dat er waarschijnlijk flink wat van die lieve kindjes zelf besmet zijn, er was zo werd ons verteld gisteren nog een kindje overleden.
Op het binnenplein lagen twintig superschattige baby'tjes poedelnaakt op een kleedje in de schaduw hun middagslaapje te doen. Toen wij werden rondgeleid keken de helft van hun inmiddels min of meer wakkere oogjes ons tot smeltens toe nieuwsgierig aan. Al deze kindjes waren één jaar of jonger, dit weeshuis vangt kinderen tot zes jaar op, daarna vertrekken ze naar een ander "filiaal".
In de ruimtes waar deze allerjongsten sliepen mochten wij niet naar binnen zonder hoezen om onze voeten en schorten voor, de bacteriën die wij uit Europa meebrengen zijn natuurlijk voor zulke jonge, aldanniet zieke kinderen levensgevaarlijk.
Nadat we hadden geconstateerd dat de weesjes het hier goed hadden en danig onder de indruk werden we door de sloppenwijk heen weer terug naar het redelijk welvarende stadscentrum gebracht, waar ons naar Westerse maatstaven tamelijk "basic" maar nu opeens redelijk decadente hotelletje staat.
's Middags, dat wil zeggen later die middag, had ik eindelijk weer 'es tijd om te lezen, waardoor ik nu eindelijk een beetje in het Italiaanse familie-epos begin te raken. Na wat uren harmonieus lezend te hebben doorgebracht, besloten we in een nabijgelegen trendy kroeg te gaan kijken of we daar ook konden eten maar toen dat niet zo bleek te zijn besloten we een biertje te nemen om de maaltijd wederom in het aan ons hotel gelyeerde restaurant te gebruiken.
Na een tot zowel tevredenheid als nadenken stemmende dag pakten we zoveel als mogelijk vast onze koffers, rugzakken in ons geval. Morgen voert de reis per bus, naar schatting veelal stuiterend naar Mombasa. De huiveringwekkende details van die reis...
Zult u nooit krijgen, lieve lezer. De volgende dag stuiterden we inderdaad de 500 km terug naar Mombasa, een reis die aanzienlijk langer duurde dan vooraf gehoopt maar ten lange lesten toch ook een einde bleek te hebben. De dag erna brachten we voor een aanzienlijk deel door in het Portugese fort in Mombasa, om 's avonds laat het vliegtuig te nemen dat ons de volgende ochtend moe maar voldaan op Schiphol uitspuugde...
Een reactie posten
<< Home